Aan geloven betekenis
Geloven aan betekent ook ‘ervan overtuigd zijn dat iemand of iets echt bestaat’. Je kunt bijvoorbeeld aan een persoonlijke God geloven of aan spoken. Bij deze betekenis van geloven vermeldt Van Dale ook de uitdrukking eraan moeten geloven: “tot erkenning moeten komen dat iets onvermijdelijk is”. lo·ven Vervoegingen: geloofde ( enkelv.) Vervoegingen: heeft geloofd () 1) de overtuiging hebben dat iets waar is Voorbeeld: 'Ik geloof er niets van.' iemand op zijn woord geloven (denken dat iemand de waarheid spreekt zonder daarvoor bewijzen te vr. Aan geloven betekenis l oo f (het; o; meervoud: geloven) 1 het vertrouwen in de waarheid van iets: geloof hechten aan iets het geloven 2 een vast en innig vertrouwen op God: van zijn geloof vallen (a) zijn godsdienstige overtuiging verliezen; (b) principes opgeven of ertegen zondigen 3 godsdienst ge·l o ·ven (geloofde, heeft geloofd) 1 vast vertrouwen in het.
Geloven betekenis
lo·ven Vervoegingen: geloofde ( enkelv.) Vervoegingen: heeft geloofd () 1) de overtuiging hebben dat iets waar is Voorbeeld: 'Ik geloof er niets van.' iemand op zijn woord geloven (denken dat iemand de waarheid spreekt zonder daarvoor bewijzen te vr. l oo f (het; o; meervoud: geloven) 1 het vertrouwen in de waarheid van iets: geloof hechten aan iets het geloven 2 een vast en innig vertrouwen op God: van zijn geloof vallen (a) zijn godsdienstige overtuiging verliezen; (b) principes opgeven of ertegen zondigen 3 godsdienst ge·l o ·ven (geloofde, heeft geloofd) 1 vast vertrouwen in het. Geloven betekenis loof Verbuigingen: geloven (meerv.) 1) overtuiging dat iets waar is of bestaat ergens geen geloof aan hechten (iets niet geloven) op goed geloof (in het vertrouwen dat het waar is) 2) overtuiging dat er een opperwezen bestaat Voorbeelden: 'het katho.Vertrouwen betekenis
trou·wen 1) geloof dat iemand eerlijk is Voorbeeld: 'Hij heeft mijn vertrouwen geschonden.' Antoniem: wantrouwen iets in vertrouwen zeggen (iets zeggen dat niet doorverteld mag worden) iemand in vertrouwen nemen (iemand een geheim vertellen) 2). Vertrouwen is het hebben van een vaste overtuiging dat een gewenste omstandigheid, waarvan de beheersing buiten de eigen macht ligt, zich voor zal doen. [1] Op vertrouwen moet een beroep worden gedaan als over de omstandigheid geen zekerheid gekregen kan worden.- Vertrouwen betekenis tr ou ·wen (vertrouwde, heeft vertrouwd) 1 met zekerheid hopen: we vertrouwen erop dat 2 vertrouwen stellen: hij is niet te vertrouwen hij is onbetrouwbaar 2 ver·tr ou ·wen (het ; o) 1 geloof in iemands goede trouw en eerlijkheid.